Zelfscreening

Hoge score: Je geeft je cliënt de keuze waarover hij wil praten. Je bepaalt samen de agenda. Je krijgt hierdoor informatie over wat voor de cliënt belangrijk is en je sluit hierbij aan.
Lage score: Jij bepaalt de agenda zonder je cliënt hierin te betrekken. Je werkt meer vanuit een standaardaanpak.

Hoge score: Je laat de cliënt vertellen over zijn huidige gedrag. Je moedigt je cliënt aan om te vertellen hoe hij daar zelf naar kijkt en wat hij zelf als voor- en nadelen ervaart.
Lage score: Je stelt vragen over de voortgang, maar je gaat niet in op het perspectief, de beleving, ervaringen en meningen van je cliënt.

Hoge score: Je helpt je cliënt actief om na te denken over mogelijke veranderingen die hij zou kunnen maken en wat hierbij voor hem de voor- en nadelen zijn.
Lage score: Je geeft met name informatie en adviezen als strategie om je cliënt te motiveren om zijn gedrag te veranderen.

Hoge score: Je stelt met name open vragen om informatie van je cliënt te krijgen over zijn gedachten en gevoelens ten aanzien van de specifieke gedragsverandering.
Lage score: Je stelt met name gesloten vragen over de voortgang die je cliënt boekt en besteedt weinig aandacht aan de gevoelens en gedachten van de cliënt met betrekking tot de specifieke verandering.

Hoge score: Terwijl je cliënt praat over gedragsverandering laat je actief merken dat je luistert en laat je merken dat je de cliënt hebt begrepen. Je moedigt je cliënt aan er meer over te vertellen.
Lage score: Terwijl je cliënt praat laat je niet merken dat je echt luistert naar wat je cliënt te vertellen heeft. Je gaat niet in op wat je cliënt aangeeft.

Hoge score: Op belangrijke momenten in het gesprek geef je een samenvatting van datgene wat je cliënt je heeft verteld en laten zien. Je wilt het perspectief van de cliënt begrijpen.
Lage score: Je vat niet samen en herinnert je cliënt niet aan wat hij heeft gezegd over zijn gedragsverandering.

Hoge score: Je onderzoekt welke moeilijkheden je cliënt ziet ten aanzien van de verandering. Je erkent deze en helpt je cliënt mogelijkheden in beeld te krijgen om deze aan te pakken. Je zoekt naar zijn eigen kwaliteiten en versterkt deze.
Lage score: je hebt geen aandacht voor de moeilijkheden die de cliënt ervaart en stimuleert hem niet om zijn kwaliteiten in te zetten. Je geeft zelf de suggesties en adviezen aan je cliënt hoe deze zijn verandering voor elkaar kan krijgen.

Hoge score: Je onderzoekt en probeert te begrijpen wat de cliënt weet en wil weten. Je vraagt toestemming of je informatie of een advies mag geven. Je ontlokt tevens een reactie bij je cliënt nadat je informatie hebt gegeven.
Lage score: Je geeft informatie en advies zonder dat je weet of de cliënt dit wel wil. De relevantie van de informatie wordt door jou bepaald en niet door je cliënt.

Hoge score: Je accepteert de beslissingen van je cliënt, zelfs als die niet passen in jouw agenda. Je bent duidelijk in wat de gevolgen kunnen zijn voor de cliënt als deze niet meewerk of verandert, maar probeert je cliënt niet tot verandering te forceren.
Lage score: Je hebt geen oog voor de keuzes van je cliënt of accepteert deze niet.

Hoge score: Je werkt samen met je cliënt om te komen tot opties hoe je cliënt zou kunnen veranderen. Je helpt je cliënt met mogelijke oplossingen hiervoor. De meeste oplossingen komen uit je cliënt zelf.
Lage score: Je hebt geen samenwerkingsrelatie met je cliënt. en vertelt je cliënt wat die moet doen.